Tijdens een debat in de Tweede Kamer liep de spanning op over politieke prioriteiten en overheidsuitgaven. Centraal stond de vraag hoe middelen worden verdeeld tussen zorg en steun aan Oekraïne. De heer Van Houling nam het woord voor een interruptie en uitte zijn onbegrip over recente kabinetskeuzes. Volgens hem leggen die beslissingen extra druk op zorgkosten en raken zij kwetsbare gezinnen direct. Zijn bijdrage zette direct de toon voor een fel debat.
Van Houling begon met erkenning voor mantelzorgers die dagelijks zorgen voor zwaar gehandicapte familieleden. Die inzet verdient volgens hem respect en structurele ondersteuning.
Tegelijk stelde hij dat politieke keuzes altijd financiële gevolgen hebben. Hij wees erop dat het kabinet binnen 48 uur besloot 700 miljoen euro extra over te maken aan Oekraïne. Dat bedrag kan volgens hem niet meer worden ingezet voor zorg en andere sociale voorzieningen.
Motie en principiële afweging
In zijn betoog haalde Van Houling ook het stemgedrag van JA21 aan. Die partij stemde tegen de motie van mevrouw Dobbe, waarin werd gesteld dat steun aan Oekraïne niet ten koste mag gaan van sociale zekerheid.
Volgens Van Houling wringt daar de kern van het probleem. Hij vroeg waarom deze afweging zo wordt gemaakt en waarom zorg telkens verliest. Daarbij koppelde hij dit aan bredere zorgen over overheidsuitgaven en politieke prioriteiten.

Reactie vanuit de fractie
Mevrouw Kading reageerde namens haar fractie dat geld voor Oekraïne niet automatisch zorg uitsluit. Zij stelde dat investeren in zorg en internationale solidariteit naast elkaar kunnen bestaan.
Wel erkende zij procesmatige fouten binnen het dossier. Gezinnen zijn volgens haar te laat betrokken en regiokantoren hanteren regels ongelijk. Dat leidt tot rechtsongelijkheid, wat zij onacceptabel noemde binnen zorgvuldig bestuur.
Verantwoordelijkheid en duidelijkheid
Kading benadrukte dat niet moet worden gewacht op mogelijke regelgeving in 2027. Gezinnen die recht hebben op ondersteuning verdienen nu duidelijkheid. Het debat gaat volgens haar verder dan geldstromen alleen.
Het raakt aan fatsoen, vertrouwen en bestuurlijke verantwoordelijkheid. In die context noemde zij de redenering van Van Houling “kort door de bocht”. Volgens haar is het te eenvoudig om zorg en steun aan Oekraïne tegenover elkaar te zetten.

Blijvend verschil van inzicht
Van Houling bleef aandringen en stelde dat geld slechts één keer kan worden uitgegeven. De 700 miljoen euro voor Oekraïne kan volgens hem niet naar extra zorg. Hij noemde de oorlog zinloos en niet in het belang van Oekraïne of Nederland.
In een laatste interruptie stelde hij dat toetreding tot het kabinet blijkbaar betekent instemmen met extra steun. Zijn fractie, zo benadrukte hij, kiest andere prioriteiten.










